De schitterende tekst hieronder komt uit het boek "Een Gelukkig Mens" geschreven door Theije Twijnstra.
Al het leven is voortgekomen uit een bewuste kracht. Deze bewuste kracht heeft alles binnen natuurwetten geordend en verfijnd. Het is onlogisch om deze natuurwetten als toevallige verschijnselen te zien, want daarvoor klopt alles te goed en is alles te geperfectioneerd uitgevoerd.
Al het leven op de aarde en in de kosmos, kortom al het bestaande is voortgekomen uit een bewuste energie.
De meeste mensen hangen echter de evolutietheorie aan. Zij denken dat alles vanuit een grote knal is ontstaan. Hun denkrichting gaat uit van een onbewust, exploderend begin dat zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld. Zij denken dat de wereld vanuit een 'toevalligheid' is ontstaan en dat deze toevalligheid in de loop der tijden haar huidige vorm heeft gekregen.
Aan de oorsprong van deze ontwikkeling verbinden zij geen intelligent bewustzijn.
Het gevolg van deze denkrichting is dat zij alles in het leven op dezelfde wijze benaderen. Steeds weer gaan ze van het principe uit: het begin is niets of toevallig en daarna begint de ontwikkeling.
Wanneer bijvoorbeeld een kind wordt geboren, dan weet dit kind volgens deze denkrichting 'niets' en moet het alles nog worden aangeleerd.
Ook aan dit kind ging immers geen bewustzijn vooraf?
Het kind moet nog helemaal worden opgebouwd, tot een persoonlijkheid worden 'gevormd'. Het is dan ook geen wonder dat het onderwijs vaak niets anders is dan een soort aanreiksysteem van kennis en vaardigheden, uitgaande van de gedachte dat een mens een hol vat is en dat dit holle vat zo goed mogelijk gevuld moet worden.
Bij elk aspect van het leven zien de meeste mensen een leeg begin dat nog niets is en een einde dat zo veel mogelijk iets moet worden.
Maar hoe kan iets uit het niets voortkomen?
Kan er een wereld ontstaan zonder dat er iets was dat het liet ontstaan?
Uit alles blijkt dat de wereld uit een onbegrensde intelligentie en energie is voortgekomen.
Waar deze energie vandaan komt weet ik niet. Ik weet alleen dat al het bovenstaande uit iets moet zijn voortgekomen, eenvoudig omdat alleen het grote het kleine kan voortbrengen en niet andersom.
De denkrichting waarbij van het onbewuste kind wordt uit gegaan, ontkent het bestaan van zo'n innerlijk bewustzijn en zal deze dus ook niet gaan zoeken of ontdekken. Het zwaartepunt ligt daar geheel op de uiterlijke aandraging.
Wie echter van het bewuste kind uit gaat, besteedt evenveel of misschien veel meer tijd aan het ontdekken en ontwikkelen van deze aanwezige innerlijke kennis dan aan het netjes strikken van de schoenen of het leren onthouden van de tafel van drie.
Het aanraken en naar boven halen van de innerlijke mogelijkheden, de ontwikkeling van de wezenlijke capaciteiten en vaardigheden geeft aan het jonge kind een grote innerlijke zekerheid.
Hij wordt immers bevestigd in dat wat hij 'al heeft' in plaats van dat hij deze kennis en vaardigheden eerst van een ander moet zien te verkrijgen.
Bij de bewuste denkrichting wordt het kind bevestigd in zijn onafhankelijkheid en in zijn uniciteit. Niet alleen door de begeleider of lesgever, maar vooral door zichzelf.
De begeleider of lesgever wijst hem alleen maar op het feit dat het in hem aanwezig is, dat hij daar moet zoeken en dat hij daar alle antwoorden zal kunnen vinden.
Wie vanuit de bewuste levensrichting opgroeit, heeft geen dwang meer nodig, maar neemt zelf het initiatief. Zo'n kind wordt steeds vrijer en komt in nauw contact met zijn innerlijke wetenschap, zijn meest wezenlijke identiteit. Hij gaat zijn eigen, onafhankelijke weg.
Ze weten ook dat elke oplossing niet buiten hen ligt, niet bij een autoriteit te vinden is of via een diploma te halen is, maar dat elke oplossing in henzelf begint.
Ze weten dat er in hen een enorm bewustzijn aanwezig is. Een geheim dat diep in hun ziel ligt verborgen. Hoe meer zij in zichzelf afdwalen, naar hun innerlijk luisteren, hoe dichter zij dit geheim naderen, hoe beter zij de werking van dit geheim leren kennen.
Wie in de richting van het leven gaat, gaat in de richting van de ziel. Wie in de richting van de ziel gaat, gaat in de richting van zijn levensbewustzijn.
In dit levensbewustzijn liggen alle mogelijkheden en capaciteiten die hij voor dit leven nodig heeft. Deze innerlijke wijsheid voorkomt dat hij in de val van de strijd, de machteloosheid of het zelfmedelijden trapt.
Hij weet dat hij in zichzelf moet zijn en daar net zolang moet blijven zoeken tot hij de mogelijkheden kan aanvaarden of hun noodzaak kan doorzien.
Deze levenshouding maakt hem bij ieder overwonnen probleem of moeilijkheid onafhankelijk van andere mensen, terwijl hij aan de andere kant zich steeds meer verbonden voelt met dat diepe bewustzijn in zijn ziel.
Wie zichzelf zoekt, merkt dat vooral aan de mensen die hij moet loslaten.
Waarom moet hij deze mensen loslaten?
Omdat ze hem altijd hebben bevestigd en beïnvloedt. Nu zoekt hij echter een diepere bevestiging en moet hij constateren dat hij zich vervreemdt van zijn vertrouwde omgeving. Meer en meer draait hij zich van hen af, de anderen vaak in onbegrip en verbijstering achterlatend.
De moderne mens probeert zich zo goed mogelijk te onderscheiden van zijn tijdgenoot, het is de uitdrukking en vormgeving van zijn vrije wil.
En de bewuste mens aanvaardt dat antwoord als het enige juiste.
Alles in de natuur heeft een vrije wil, alleen de mens heeft deze vrije wil in de allergrootste mate en daarom zullen tussen mensen de grootste verschillen kunnen voorkomen.
Op deze manier werkt dit diepe weten.
Het beantwoordt vragen die veel verder gaan dan het persoonlijke niveau. Het beantwoordt vragen die alle mensen aangaan.
En wie in de richting van zijn ziel gaat, gaat tenslotte ook in de richting van de schepping zelf. Het allergrootste bewustzijn dat er bestaat.
En zo wordt de mens die in de richting van het leven gaat, op drie niveaus gesteund en geïnspireerd.
Vanuit de diepte van zijn ziel leert hij zijn leven lief te hebben.
Vanuit de diepte van zijn geest leert hij alle mensen te begrijpen.
Vanuit de diepte van de schepping leert hij al het leven te omarmen.
Al het leven is voortgekomen uit een bewuste kracht. Deze bewuste kracht heeft alles binnen natuurwetten geordend en verfijnd. Het is onlogisch om deze natuurwetten als toevallige verschijnselen te zien, want daarvoor klopt alles te goed en is alles te geperfectioneerd uitgevoerd.
Al het leven op de aarde en in de kosmos, kortom al het bestaande is voortgekomen uit een bewuste energie.
De meeste mensen hangen echter de evolutietheorie aan. Zij denken dat alles vanuit een grote knal is ontstaan. Hun denkrichting gaat uit van een onbewust, exploderend begin dat zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld. Zij denken dat de wereld vanuit een 'toevalligheid' is ontstaan en dat deze toevalligheid in de loop der tijden haar huidige vorm heeft gekregen.
Aan de oorsprong van deze ontwikkeling verbinden zij geen intelligent bewustzijn.
Het gevolg van deze denkrichting is dat zij alles in het leven op dezelfde wijze benaderen. Steeds weer gaan ze van het principe uit: het begin is niets of toevallig en daarna begint de ontwikkeling.
Wanneer bijvoorbeeld een kind wordt geboren, dan weet dit kind volgens deze denkrichting 'niets' en moet het alles nog worden aangeleerd.
Ook aan dit kind ging immers geen bewustzijn vooraf?
Het kind moet nog helemaal worden opgebouwd, tot een persoonlijkheid worden 'gevormd'. Het is dan ook geen wonder dat het onderwijs vaak niets anders is dan een soort aanreiksysteem van kennis en vaardigheden, uitgaande van de gedachte dat een mens een hol vat is en dat dit holle vat zo goed mogelijk gevuld moet worden.
Bij elk aspect van het leven zien de meeste mensen een leeg begin dat nog niets is en een einde dat zo veel mogelijk iets moet worden.
Maar hoe kan iets uit het niets voortkomen?
Kan er een wereld ontstaan zonder dat er iets was dat het liet ontstaan?
Uit alles blijkt dat de wereld uit een onbegrensde intelligentie en energie is voortgekomen.
Waar deze energie vandaan komt weet ik niet. Ik weet alleen dat al het bovenstaande uit iets moet zijn voortgekomen, eenvoudig omdat alleen het grote het kleine kan voortbrengen en niet andersom.
De denkrichting waarbij van het onbewuste kind wordt uit gegaan, ontkent het bestaan van zo'n innerlijk bewustzijn en zal deze dus ook niet gaan zoeken of ontdekken. Het zwaartepunt ligt daar geheel op de uiterlijke aandraging.
Wie echter van het bewuste kind uit gaat, besteedt evenveel of misschien veel meer tijd aan het ontdekken en ontwikkelen van deze aanwezige innerlijke kennis dan aan het netjes strikken van de schoenen of het leren onthouden van de tafel van drie.
Het aanraken en naar boven halen van de innerlijke mogelijkheden, de ontwikkeling van de wezenlijke capaciteiten en vaardigheden geeft aan het jonge kind een grote innerlijke zekerheid.
Hij wordt immers bevestigd in dat wat hij 'al heeft' in plaats van dat hij deze kennis en vaardigheden eerst van een ander moet zien te verkrijgen.
Bij de bewuste denkrichting wordt het kind bevestigd in zijn onafhankelijkheid en in zijn uniciteit. Niet alleen door de begeleider of lesgever, maar vooral door zichzelf.
De begeleider of lesgever wijst hem alleen maar op het feit dat het in hem aanwezig is, dat hij daar moet zoeken en dat hij daar alle antwoorden zal kunnen vinden.
Wie vanuit de bewuste levensrichting opgroeit, heeft geen dwang meer nodig, maar neemt zelf het initiatief. Zo'n kind wordt steeds vrijer en komt in nauw contact met zijn innerlijke wetenschap, zijn meest wezenlijke identiteit. Hij gaat zijn eigen, onafhankelijke weg.
Ze weten ook dat elke oplossing niet buiten hen ligt, niet bij een autoriteit te vinden is of via een diploma te halen is, maar dat elke oplossing in henzelf begint.
Ze weten dat er in hen een enorm bewustzijn aanwezig is. Een geheim dat diep in hun ziel ligt verborgen. Hoe meer zij in zichzelf afdwalen, naar hun innerlijk luisteren, hoe dichter zij dit geheim naderen, hoe beter zij de werking van dit geheim leren kennen.
Wie in de richting van het leven gaat, gaat in de richting van de ziel. Wie in de richting van de ziel gaat, gaat in de richting van zijn levensbewustzijn.
In dit levensbewustzijn liggen alle mogelijkheden en capaciteiten die hij voor dit leven nodig heeft. Deze innerlijke wijsheid voorkomt dat hij in de val van de strijd, de machteloosheid of het zelfmedelijden trapt.
Hij weet dat hij in zichzelf moet zijn en daar net zolang moet blijven zoeken tot hij de mogelijkheden kan aanvaarden of hun noodzaak kan doorzien.
Deze levenshouding maakt hem bij ieder overwonnen probleem of moeilijkheid onafhankelijk van andere mensen, terwijl hij aan de andere kant zich steeds meer verbonden voelt met dat diepe bewustzijn in zijn ziel.
Wie zichzelf zoekt, merkt dat vooral aan de mensen die hij moet loslaten.
Waarom moet hij deze mensen loslaten?
Omdat ze hem altijd hebben bevestigd en beïnvloedt. Nu zoekt hij echter een diepere bevestiging en moet hij constateren dat hij zich vervreemdt van zijn vertrouwde omgeving. Meer en meer draait hij zich van hen af, de anderen vaak in onbegrip en verbijstering achterlatend.
De moderne mens probeert zich zo goed mogelijk te onderscheiden van zijn tijdgenoot, het is de uitdrukking en vormgeving van zijn vrije wil.
En de bewuste mens aanvaardt dat antwoord als het enige juiste.
Alles in de natuur heeft een vrije wil, alleen de mens heeft deze vrije wil in de allergrootste mate en daarom zullen tussen mensen de grootste verschillen kunnen voorkomen.
Op deze manier werkt dit diepe weten.
Het beantwoordt vragen die veel verder gaan dan het persoonlijke niveau. Het beantwoordt vragen die alle mensen aangaan.
En wie in de richting van zijn ziel gaat, gaat tenslotte ook in de richting van de schepping zelf. Het allergrootste bewustzijn dat er bestaat.
En zo wordt de mens die in de richting van het leven gaat, op drie niveaus gesteund en geïnspireerd.
Vanuit de diepte van zijn ziel leert hij zijn leven lief te hebben.
Vanuit de diepte van zijn geest leert hij alle mensen te begrijpen.
Vanuit de diepte van de schepping leert hij al het leven te omarmen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten